juli 02, 2005

Stoned en blij

Ieder weekeinde wordt in Gouda naar hartelust gezwalkt, tegen blikjes getrapt, gebrald en geschreeuwd. Dat gebeurt ’s nachts door jongeren. Openbare dronkenschap van volwassenen komt bijna niet voor.
Bij drugsgebruikers zie je hetzelfde. Rond de coffeeshops hangt soms wat jeugd rond. Wie de twintig is gepasseerd zal zijn aankoop niet ter plekke gebruiken. Ouderen zie je er bijna nooit.
Hoe verrassend was dan ook de man die deze week drie keer aan mijn raam voorbijkwam. Hij leek mij van middelbare leeftijd en hij lachte zich krom. In zijn roes van plezier sloeg hij telkens dubbel, zich met beide handen op de bovenbenen slaand. Na elke buiging gooide hij zacht schaterend zijn hoofd in zijn nek. Met grote passen, maar bij voorduring in een stuip, beende hij voorbij. Eerst naar de ene kant, een tijdje later naar de andere en nog weer een tijdje later in de oorspronkelijke richting. Er zat misschien een half uur tussen de eerste en laatste passage.
Ik moest denken aan de lachkicks van mijn jongelingsjaren. Zo lachen kon alleen met goede hasj. Rode Libanon, eerste kwaliteit Marokkaanse. In Gouda moest je weten wie je benaderen kon, want coffeeshops bestonden nog niet. Een goed adres om een verkoper te treffen, was theehuis Provadya? (met vraagteken) in de Komijnsteeg. Provadya? zat in het gebouw waarin eerder jeugdhonk De Mussen, kleuterschool Prinses Marijke en de jeugdbliotheek hadden gezeten. Nu werd het behalve door Provadya? nog gebruikt voor kunstenaarsateliers. Later zou het worden gesloopt en kwamen er aan de kant van de Keizerstraat woonhuizen te staan. Provadya? had één of twee voormalige lokalen tot zijn beschikking. Je kwam er door een duistere gang met ‘psychedelisch’ beschilderde muren. Binnen hingen kleurrijke Indiase kleden en de verstikkende geur van wierook. Vragen om koffie was vloeken in de kerk. Bij Provadya? dronk je thee. Geen Pickwick, maar exotische kruidenmengsels geserveerd in porseleinen schaaltjes. De meeste bezoekers droomden stilletjes voor zich uit bij muziek van Ravi Shankar. Dáár kreeg je wel eens zo’n onbedaarlijke, onnavolgbare lachbui. Dáár kreeg je wel eens zulke alles relativerende inzichten dat enkel schateren, urenlang schateren overbleef. Daar of op kunstenaarsfeestjes.
De man die aan mijn raam voorbijging, zag ik een paar uur later op een bankje aan de Veerstal, nabij molen ‘t Slot. Hij was nog altijd intens gelukkig. Breeduit met zijn armen over de rugleuning, staarde hij glimlachend voor zich uit. Voor zich op de stoeptegels had hij vier vrolijk-oranje mandarijnen neergezet. Heel secuur, op precies gelijke afstanden.

februari 2004