juli 02, 2005

Gevaarlijke steeg

In het steegje achter mijn huis zitten vaak scholieren. Ze roken er een stickie. Veel van hen zijn Marokkaanse jongens. Kennelijk hebben die weinig keus als het om verstopplekken gaat. Zelfs bij slecht weer hangen zij in het steegje, diep in hun kragen gedoken en af en toe op hun handen blazend.
De scholieren doen geen vlieg kwaad, althans niet hier in het steegje. Hun ondeugd is dat zij hun rommel niet altijd opruimen. Een bekend gebrek van zestienjarigen. Als ze weg zijn, vind je sorbetbekers, blikjes, peuken, weedzakjes en zilverpapier.
Als ik de jongens en meisjes passeer, mompel ik een groet. Mijn vriendin is socialer. Zij maakt een praatje. Zij nodigt hen uit om te komen kijken naar de planten die ze heeft gepoot om de steeg een aantrekkelijker aanzien te geven. Soms strikt ze er één om te helpen met het lichten van een paar trottoirtegels voor de aanleg van een nieuw stukje geveltuin. ‘Wat schuift het?’ vraagt zo’n Marokkaans gozertje dan. ‘Niks, het is liefdewerk. Je doet het omdat jij mij aardig vindt en ik jullie’, legt ze uit. ‘Okee’, zegt zo’n blaag dan – om na een paar spaden in de grond het werk te verlaten met de smoes dat hij er een maatje bij gaat halen. ‘Teamwork, weet u wel’.
Laatst was er een inspraakavond over de straat. Daar vertelden bewoners van verderop hoe ongerust zij zijn over wat zich in onze steeg afspeelt. Er wordt gespoten en gedeald. Ze weten dat uit eigen waarneming, zeggen zij. In hun burgerlijke angst voor het onbekende hebben zij in de kleine plastic zakjes met het groene blaadje gebruikte heroïnespuiten gezien, zichtbaar verontreinigd met ziektekiemen. In het zilverpapier waaronder een vlammetje is gehouden om de hasj zacht te maken hebben zij het onomstotelijke bewijs gezien dat er harddrugs worden gebruikt. En in een achtergelaten Fanta-blikje een aanwijzing van criminele handelingen die te erg zijn om op te sommen.
Onze steeg is gevaarlijk en daar moet de gemeente wat aan doen.

mei 2003