juli 03, 2005

50 jaar Burgvliet

“Mijnheer de loco-burgemeester, dames en heren! Het heeft ons, mijnheer de loco-burgemeester, buitengewoon getroffen en aangenaam verrast, dat U na een exposé van onze kant onmiddellijk bereid was...”
De woorden waarmee Hein Tempelman bij de oprichting van kunstcentrum Burgvliet in een zaal van museum het Catharina Gasthuis zijn toespraak begon, werden uitgesproken zonder ironie. Tempelman richtte zich tot de machthebber, bij wie hij met zijn kunstcentrum in het gevlij probeerde komen. Aan het einde van zijn toespraak stelde hij voor om een telegram te sturen aan de bedlegerige burgemeester mr. dr. K.F.O. James. Die was immers nóg iets machtiger.
Tempelman, leraar Duits en free-lance journalist, richtte het kunstcentrum op omdat de tijd zulks eiste, vertelde hij in zijn toespraak. Zonder schroom schermde hij met illustere voorgangers en met voorbeelden van bekende vroegere kunstenaarsverbanden.
Tempelman had het hoog in zijn hoofd met zijn kunstcentrum. In de stedelijke hiërarchie daarentegen wist hij zijn plaats. Hij begreep in ieder geval dat je een gemeentelijke machthebber niet tegen de haren in moet strijken. Zijn doel was een vereniging te stichten die de jaren zou trotseren. Die ooit als roemrijk te boek zou komen te staan. Een vereniging waaraan zijn naam voor altijd verbonden zou blijven.
Hij was bereid om voor dit doel nederigheid te betonen en de handen uit de mouwen te steken. In de begintijd van de vereniging legde hij onvermoeibaar huisbezoeken af op adressen waar hij aspirantleden vermoedde. Dissidenten ontkwamen niet aan zijn argumenten. Na woeste drinkgelagen ruimde hij zonder morren glazen en scherven op.
Wie de club aanviel of haar publiekelijk oneer aandeed, kreeg schriftelijk de wind van voren. Keer op keer wendde Tempelman zijn journalistieke gaven aan om zijn vereniging in de Nieuwe Zuidhollander te verdedigen en vooruit te helpen.
Volgend jaar wordt Burgvliet vijftig. Hein Tempelman is al sinds 1970 dood. De vereniging viert haar verjaardag eveneens met uitzicht op de dood. De kunstclub verliest namelijk alle subsidie als gevolg van een gemeentelijke bezuiniging.
Een kleine kans op voortbestaan ligt voor Burgvliet in meedoen aan een centrum voor kunst en cultuur in het zogenoemde cultureel en havenkwartier. Voor dat centrum is ook geen geld, maar de gemeente zegt zo’n centrum toch te willen. Mogelijk komt er dus in de loop van een paar jaar alsnog geld.
De voortekenen zijn echter niet gunstig. Als het gaat om het centrum voor kunst en cultuur gebruikt de gemeente zinsneden als ‘cultureel ondernemerschap’ en ‘voldoen aan doelstellingen van het cultureel en havenkwartier’.
Bij Burgvliet weten ze feilloos wat zulke zinnetjes betekenen. Ze betekenen dat Burgvliet de oren moet laten hangen naar de publiekssmaak. Ze betekenen dat Burgvliet de kunst maar beter kan verloochenen. Want kunst baseert zich niet op marktonderzoek en klantvraag.
Doen de bestuursleden van Burgvliet er goed aan om weer jarenlang te gaan kruipen, zoals Hein Tempelman deed? Dan mogen ze wel eens gaan oefenen.

november 2004