juni 23, 2005

Vliegtuigen

Eind 1997 begonnen de eerste grote lijntoestellen over de binnenstad te vliegen. Niet langer ver weg als een glimmend pijltje met een streepje condens uit de richting van Schiphol of Hamburg, maar voorbijbulderend op een paar honderd meter. De meeste hingen scheef in de lucht, alsof de piloten de toren van de Sint-Janskerk van dichtbij wilden bekijken. Na de draai was de neusrichting Rotterdam Airport.
Kort daarop begonnen de zakenvliegtuigen op te vallen. Zij vlogen in rechte lijn in twee richtingen, niet duidelijk stijgend of dalend, maar op ongeveer dezelfde hoogte als de bulderende bakbeesten.
Had Zestienhoven een nieuwe baan gekregen? Was een aanvliegroute verlegd? Welke deskundige verzon het om pal over de bebouwde kom van Gouda te laten vliegen? Er verschenen geen berichten over in de krant, ik las geen advertentie die een hinderwetprocedure afkondigde. Kennelijk was zo’n procedure niet voor iedereen vereist. Pas driekwartjaar later, toen er een keer een luchtbrug voor voetbalfans was geslagen, zag ik iets in druk. Alsof die paar toestellen nog verschil maakten.
De nieuwe hinder bleek blijvend. Was het brommen en van toonhoogte wisselende janken van plezier- en reclamevliegtuigjes van het vermaledijde Rotterdamse vliegveld niet genoeg? Maar eens een keer bellen met de milieudienst. 'Helaas, meneer, er bestaat wel een commissie, maar daar zitten wij niet in omdat wij volgens de wet hier geen hinder ondervinden. Er is in de buurt van Stolwijk een baken gekomen voor de grote luchtvaart. Als de piloten zich daaraan houden vliegen ze langs Gouda. Maar als ze liever op hun eigen ogen afgaan, tja... Als u wilt kunt u de Centrale Meldkamer Rijnmond bellen, ik zal u het telefoonnummer geven...'
Ik verstond de cijfers niet. Een reclamevliegtuigje met een slecht afgestelde motor was begonnen rondjes boven mijn huis te draaien. Op de sliert achter de oorverdovende bromvlieg stond: KOM WERKEN BIJ DE POLITIE MIDDEN-HOLLAND. De hoorn glipte uit mijn vingers. Als zelfs de hermandad niet begreep wat maatschappelijk aanvaardbaar was, tot wie kon ik mij dan wenden?

november 1999