juni 20, 2005

Utrechtsche Dom (1)

Ik hoor dat hotel de Utrechtsche Dom weer open is. Dat roept herinneringen op.
Toen ik op zes- of zevenjarige leeftijd op de Tiendeweg terechtkwam, wist ik niet wat mij overkwam. Op donderdagochtend voor schooltijd klikklakten paardenhoeven, ratelden met ijzer omhulde wielen, flatsten paardenvijgen, klosten klompen, zwaaiden zwepen en klonk het van hu en vort. Van rechts naar links bewogen wagens met goudgele kazen of met hun vormen onder zeildoek, soms getrokken door paarden, soms door mensen. In de tegengestelde richting liepen paarden zonder kar, het ene dom sjokkend aan een slap touw of leidsel achter een kalme boer, het andere strak geleid aan zijn bit, rukkend met zijn kop, de boer af en toe een eindje meesleurend in een richting die hij niet wilde. Het meeste viel er te zien ter hoogte van de Zeugstraat. Daar zat in het wegdek van de Tiendeweg een venijnig bolling, bestaande uit ongelijke klinkers. Geregeld gebeurde het dat een boer tussen de dissels zijn krachten en de stroefheid van zijn klompen overschatte en zijn kar niet over de brug kreeg. Dit was ook de plek waar veel zenuwachtige paarden weigerden mee te werken.
Middelpunt van de paardenbedrijvigheid, zo bleek mij al gauw, vormde hotel de Utrechtsche Dom, of beter gezegd de stal van het hotel op de tegenover het bedrijf liggende hoek van de Geuzenstraat. Daar spande een deel van de boeren zijn paard uit om de kar persoonlijk naar de Markt te trekken. Kennelijk lieten deze boeren hun kaas liever niet onbeheerd op de Markt achter om hun paard terug naar hier te brengen.
In het begin van de Geuzenstraat was het op donderdagochtend een gemanoeuvreer van jewelste. Hoog boven mij uit torenden woest snuivende, schokkende en dampende paardenlijven, knarsten en piepten hoge karren en bromden sigarenrokende boeren. De boeren droegen de pet laag op de ogen, waren gekleed in zwarte streepjesstof en manchester of in een overall met een colbert erover. Af en toe klonk een woedende schreeuw tegen een paard of tegen mij. Wat zo'n schreeuw inhield, daar kwam je niet achter, maar je stond in de weg.

februari 1999